- disposer
- disposer [diespoozee]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 beslissen ⇒ beschikken, maatregelen nemen2 〈+ de〉beschikken (over) ⇒ (tot zijn, haar beschikking) hebben♦voorbeelden:1 disposer par testament • per testament beschikken2 vous pouvez disposer de moi • ik sta tot uw beschikkingvous pouvez disposer • u kunt (wel) gaan→ hommeII 〈overgankelijk werkwoord〉1 (rang)schikken ⇒ ordenen, opstellen2 〈+ à〉voorbereiden (op) ⇒ ertoe brengen (om te), overreden♦voorbeelden:2 disposer favorablement qn. • iemand gunstig stemmenIII se disposer (à) 〈wederkerend werkwoord〉1 zich klaarmaken (om) ⇒ zich voorbereiden, op het punt staan (om te)1. v1) beslissen, maatregelen nemen2) beschikken (over)3) rang-schikken4) ertoe brengen (om te)2. se disposer (à)vzich voorbereiden (om)
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.